Tijdens de aferese worden T-cellen uit jouw bloed gehaald. Nadat je cellen zijn afgenomen, worden ze ingevroren en naar een productiecentrum gestuurd. Daar kunnen ze worden geherpgrogrammeerd.
Het maken van jouw CAR-T-cellen duurt een paar weken. In de tussentijd moeten de artsen jouw ziekte onder controle houden. Dit doen ze met een zogenaamde 'overbruggingsbehandeling'. Dit is niet bij alle patiënten nodig.
Jouw lichaam heeft intussen alweer andere T-cellen aangemaakt. Voordat je je CAR-T-cellen terugkrijgt, moeten deze T-cellen worden vernietigd om plaats te maken voor je nieuwe CAR-T-cellen. Hiervoor wordt chemotherapie gebruikt.
Je krijgt je eigen, geherprogrammeerde CAR-T-cellen toegediend. Dat gebeurt via een infuus, in een ader. Daarna word je zorgvuldig geobserveerd door het zorgteam.
Nadat je je CAR-T-cellen hebt teruggekregen, moet je minstens 4 weken in de buurt van het ziekenhuis blijven waar je werd behandeld. Normaal gezien word je gedurende een deel van deze eerste periode opgenomen in het ziekenhuis. Zo kan de arts controleren of de behandeling werkt. Ook kan de arts je behandelen wanneer je bijwerkingen krijgt.